In het kort
- Bij een functioneel-neurologische stoornis zorgen de hersenen ervoor dat delen van het lichaam niet meer goed werken.
- Je kind kan bijvoorbeeld de armen of benen niet meer bewegen of problemen krijgen met praten, slikken, zien of horen.
- Neem de klachten serieus, ook al is er geen oorzaak te vinden.
- Bij de meeste kinderen gaan de klachten binnen een paar maanden weg.
- Een andere naam voor functioneel-neurologische stoornis is conversiestoornis.
Wat is een functioneel-neurologische stoornis?
Bij een functioneel-neurologische stoornis zorgen de hersenen ervoor dat sommige delen van het lichaam van je kind tijdelijk niet goed werken.
Bij (lichamelijk) onderzoek zijn er geen afwijkingen te vinden aan hersenen, zenuwen of spieren.
Je kind kan verschillende klachten krijgen. Het kan bijvoorbeeld de armen of benen niet meer bewegen of bewusteloos raken. Of je kind krijgt problemen met praten, zien of horen.
Zowel jongens als meisjes kunnen een functioneel-neurologische stoornis krijgen. Het komt voor op alle leeftijden.
Wat merk je van een functioneel-neurologische stoornis bij je kind?
Bij een functioneel-neurologische stoornis kan je kind verschillende klachten krijgen. Bijvoorbeeld:
- verlamming: je kind kan plotseling een been of arm niet meer bewegen
- een raar gevoel, zoals een tinteling, of geen gevoel in een arm of been
- 'wegraken': je krijgt geen contact meer met je kind
- trillingen of spastische bewegingen: plotseling beweegt bijvoorbeeld de arm van je kind zonder dat het daar controle over heeft
- plotseling niet meer kunnen praten, zien of horen, of moeite hebben met slikken
Deze klachten zijn echt. Je kind doet niet alsof.
Je kind kan meerdere klachten tegelijk hebben en de klachten kunnen veranderen.
Bij onderzoek vindt de arts geen afwijkingen aan hersenen, zenuwen of spieren.
Wat is de oorzaak van een functioneel-neurologische stoornis?
Wetenschappers weten nog niet precies wat de oorzaak van een functioneel-neurologische stoornis is.
Het is wel duidelijk dat er iets misgaat met de signalen van de hersenen naar verschillende delen van het lichaam. De signalen komen niet of verkeerd aan bij een deel van het lichaam. Dan kan bijvoorbeeld dat deel van het lichaam niet goed bewegen. Of je kind heeft bijvoorbeeld even geen contact met de omgeving.
Soms ontstaat een functioneel-neurologische stoornis na het meemaken van een heftige gebeurtenis. Bijvoorbeeld een grote operatie of een ongeluk.
Onderzoeken bij een functioneel-neurologische stoornis bij je kind
Als je kind voor het eerst klachten heeft die passen bij een functioneel-neurologische stoornis, stuurt de huisarts je kind waarschijnlijk door naar een arts in het ziekenhuis die veel weet van zenuwen (de neuroloog). Soms lijkt een functioneel-neurologische stoornis namelijk erg op andere ziektes van de zenuwen, zoals epilepsie.
De arts bespreekt de klachten met jou en je kind en kan je kind lichamelijk onderzoeken. Soms zijn meer onderzoeken nodig. Deze tijd met onderzoeken is voor veel ouders en kinderen een onzekere tijd.
Gevolgen van een functioneel-neurologische stoornis bij je kind
Voor sommige kinderen heeft een functioneel-neurologische stoornis grote gevolgen. Soms kan een kind tijdelijk niet alles meer doen wat het zou willen.
Misschien zijn jij en je kind ongerust, of bang dat de klachten vaker terugkomen. Of dat je kind gehandicapt wordt. Dat is gelukkig bijna nooit zo. De klachten bij een functioneel-neurologische stoornis gaan meestal weer over.
Het kan ook zijn dat je kind zich schaamt voor de klachten of dat anderen niet begrijpen wat er is met je kind. Zegt iemand iets vervelends? Bespreek met je kind en met de zorgverleners hoe jullie het beste met vervelende reacties omgaan.
Adviezen bij een functioneel-neurologische stoornis bij je kind
- Het kan helpen om de mensen om jou en je kind heen te vertellen over de functioneel-neurologische stoornis van je kind. Leg uit dat de klachten plotseling kunnen beginnen en dat je kind hier niks aan kan doen. Mensen begrijpen de situatie dan beter.
- Raakt je kind wel eens plotseling het contact met de omgeving kwijt? Dan is het verstandig om de mensen om je kind heen te vertellen wat ze dan kunnen doen. Vertel wat je kind prettig vindt. Zo zorg je ervoor dat andere mensen niet bang worden of in paniek raken.
- Het is voor je hele gezin ingrijpend als je kind een conversiestoornis heeft. Ook voor broertjes en zusjes. Je kunt met de zorgverlener praten over wat de conversiestoornis betekent voor de rest van je gezin en hoe je je andere kinderen kunt ondersteunen.
Hoe ondersteun je je kind met een functioneel-neurologische stoornis?
Het kan eng zijn voor jou als ouder om te zien dat je kind deze klachten heeft.
- Praat over je eigen gevoelens met mensen die je vertrouwt of met de zorgverlener.
- Het is belangrijk dat je je kind steunt:
- Neem je kind serieus. De klachten zijn echt, ook al is er geen lichamelijke oorzaak te vinden. Je kind doet niet alsof.
- Praat met je kind over de behandeling. Vertel dat de behandeling kan helpen.
- Probeer je kind te stimuleren om de behandeling vol te houden. Laat weten dat je vertrouwen hebt in je kind.
- Vraag aan de zorgverlener hoe je de behandeling van je kind het beste kunt ondersteunen.
Behandeling van een functioneel-neurologische stoornis bij je kind
Als het duidelijk is dat je kind een functioneel-neurologische stoornis heeft, bespreekt de huisarts of de arts in het ziekenhuis met je hoe die je kind kan helpen. Wat voor behandeling nodig is, hangt af van de klachten.
Bij de meeste kinderen verdwijnen de klachten. Dat kan binnen een dag zijn, maar ook na een paar maanden. Soms blijven de klachten langer. Dat komt niet vaak voor.
Deze zorgverleners kunnen je kind helpen:
- De huisarts of neuroloog
Met de huisarts of de arts in het ziekenhuis bespreek je samen met je kind hoe het gaat met het herstel. Je bespreekt hoe je kind, jijzelf en de mensen uit jullie omgeving omgaan met de klachten. Als je kind niet vooruitgaat, is er misschien iets in de situatie van je kind waardoor dat komt. Samen bekijk je wat het beste is voor je kind. - Psycholoog of psychiater
Herstelt je kind niet goed? Dan kan het helpen als je kind met een psycholoog of psychiater gaat praten. Samen met jou en je kind kijkt die waardoor je kind niet goed herstelt. Ook kan een psycholoog of psychiater helpen met het goed omgaan met een functioneel-neurologische stoornis. Het kan bijvoorbeeld zijn dat je kind last heeft van angst of somberheid door de functioneel-neurologische stoornis. - Andere zorgverleners
Afhankelijk van de klachten kan je kind ook bij andere zorgverleners terecht voor ondersteuning. Heeft je kind bijvoorbeeld geen kracht meer in delen van het lichaam? Of kan je kind delen van het lichaam niet meer bewegen? Dan kan je kind naar een (psychosomatisch) fysiotherapeut gaan. Ook een hypnotherapeut kan soms helpen.
Zijn er medicijnen voor je kind met een functioneel-neurologische stoornis?
Er bestaan geen medicijnen voor de functioneel-neurologische stoornis zelf.
Soms krijgt je kind toch medicijnen voor de gevolgen van de functioneel-neurologische stoornis. Bijvoorbeeld:
- een pijnstiller, als je kind pijn heeft bij de stoornis
- een antidepressivum, als je kind somber of angstig is door de stoornis
- een slaapmiddel, als je kind slaapproblemen heeft door de stoornis
Wanneer moet je contact opnemen met de zorgverlener van je kind?
Met de arts of een andere zorgverlener van je kind spreek je af wanneer je contact moet opnemen: in welke situaties en bij welke verschijnselen.
Vertel ook bijvoorbeeld de leraren op school wanneer ze jou of de zorgverlener moeten bellen.
Meer informatie over functioneel-neurologische stoornis
We hebben deze informatie gemaakt met de richtlijn over conversiestoornis.