In het kort
- Bij een paniekstoornis heeft je kind paniekaanvallen.
- En je kind is steeds bang om weer een paniekaanval te krijgen.
- Hierdoor durft je kind niet meer overal naartoe.
- Je kunt je kind helpen:
- Praat samen over de angst.
- Moedig je kind aan om dingen te doen die het spannend vindt.
- Soms is gedragstherapie nodig. Je kind oefent dan met moeilijke situaties. De paniek wordt daardoor minder.
Wat is een paniekstoornis?
Bij een paniekstoornis heeft je kind paniekaanvallen. Die paniekaanvallen komen plotseling.
Je kind is ook steeds bang om weer een paniekaanval te krijgen. Vooral in situaties waaruit je kind moeilijk weg kan komen. Of waarin het geen hulp kan vragen.
Je kind gaat zulke situaties ontwijken. Je kind durft dan bijvoorbeeld niet meer in de bus, de trein, een winkel, school of een drukke straat. Dit heet pleinvrees.
Je kind kan ook situaties gaan ontwijken waarin het veel moet bewegen of sporten.
Als deze klachten langer dan een maand duren, heeft je kind een paniekstoornis.
Wat merkt je kind bij een paniekaanval?
Bij een paniekaanval krijgt je kind opeens een aantal van deze klachten:
- het hart klopt snel
- zweten
- trillen
- duizelig zijn
- snel ademen
- het gevoel geen lucht te krijgen, benauwd zijn
- tintelingen of geen gevoel in handen of voeten
- een droge mond
- angst dat er iets mis is
- angst om gek te worden
- angst om flauw te vallen
- angst om dood te gaan
Door deze klachten wordt de angst nog erger.
Een paniekaanval is een erg angstige ervaring.
Hoe weet je of je kind een angststoornis heeft?
Als je vindt dat je kind erg angstig is, kun je een afspraak maken met de huisarts, de praktijkondersteuner of jeugdarts.
- Die praat met je kind en met jou als ouder. En soms ook met school.
- Is je kind nog jong? Dan kijken ze ook hoe je kind speelt en doet. Is je kind al wat ouder, dan kan je kind ook een vragenlijst over angst invullen.
- De huisarts of jeugdarts kan je kind doorsturen naar een psycholoog. Dan doet die het onderzoek.
Je kind heeft een angststoornis als deze dingen uit het onderzoek komen:
- De angst past niet bij de leeftijd van je kind. Bij de tekst over kinderen die vaak bang zijn zie je wat wel bij de leeftijd past.
- De angst is heel heftig.
- De angst duurt lang.
- Je kind doet bepaalde dingen niet door de angst.
- De angst maakt het leven van je kind veel moeilijker en minder leuk.
Wat kun je doen als je kind een paniekstoornis heeft?
Als je kind een paniekstoornis heeft, kun je je kind helpen door deze dingen te doen:
Erover praten
- Neem de angst van je kind serieus.
- Praat erover. Laat weten dat je wilt helpen.
- Probeer rustig te blijven als je kind heel bang is.
- Laat merken dat je veel vertrouwen hebt in je kind, zonder dat je dat steeds zegt.
- Vertel op school over de angst van je kind.
- Wil je kind niet met jou over de angst praten? Laat je kind dan met iemand anders praten. Of maak een afspraak met de huisarts.
Oefenen met spannende dingen
- Bedenk samen met je kind dingen die je kind kan doen in spannende situaties. Bijvoorbeeld aan iets anders denken of rustig ademen.
- Dwing je kind niet om iets te doen.
- Geef je kind een compliment als het iets doet wat het spannend vindt.
- Doe positief gedrag voor. Laat zien dat jij ook dingen doet die je spannend vindt. En dat je daarvan leert.
Contact met elkaar en met andere kinderen
- Zorg voor een goede sfeer in huis, met aandacht voor elkaar.
- Zorg voor duidelijke regels en maak afspraken met elkaar.
- Doe leuke dingen met elkaar.
- Zorg dat je kind genoeg contact heeft met kinderen die ongeveer even oud zijn.
Gezond leven
- Zorg dat je kind gezond eet, genoeg ontspant en genoeg slaapt.
- Laat je kind fietsen, buiten spelen en sporten.
- Laat je kind muziek maken, dansen of toneel spelen.
- Let erop dat je kind geen alcohol of drugs gebruikt.
Behandeling als je kind een angststoornis heeft
Helpen de adviezen tegen angst niet genoeg? Dan kan de huisarts of de jeugdarts je kind doorsturen naar een psycholoog. Je kind gaat oefenen met moeilijke situaties. Dit kan in een groep met andere kinderen, of alleen met de psycholoog.
Eerst praat de psycholoog met je kind over de angst. Wat lukt niet meer door de angst? En wat wil je kind bereiken met de therapie?
Wat je kind gaat leren met therapie
Dit gebeurt er bij de therapie:
- Je kind krijgt informatie over de angst en over de behandeling.
- Je kind leert de situaties herkennen waarin het bang wordt.
- Je kind leert wat het in die situaties kan doen. Bijvoorbeeld een oefening om te ontspannen. Of iets anders gaan doen.
- Je kind leert anders over die situaties te denken door erover te praten.
- Je kind leert anders over die situaties te denken door ermee te oefenen. Tijdens de therapie, maar ook thuis of op school.
Deze therapie heet cognitieve gedragstherapie.
Ook informatie voor ouders
Als ouder krijg je ook informatie. Ook denk je mee over oefeningen die je kind kan gaan doen. Je kunt je kind aanmoedigen en ook dapper gedrag belonen.
Na de therapie
Na de therapie komen je kind en jij meestal nog een paar keer terug bij de psycholoog. Dat helpt je kind om het gedrag dat het geleerd heeft ook vol te houden.
Hoe gaat het verder met de angststoornis van je kind?
Bij veel kinderen helpt therapie. De angst wordt minder.
De angst kan wel terugkomen. Bespreek met de arts of psycholoog wat je dan kunt doen. Dit zet je samen in een plan:
- hoe jij en je kind kunnen merken dat de angststoornis misschien terugkomt
- wat jij en je kind dan kunnen doen: wat hielp bijvoorbeeld tijdens de therapie?
- wie je kunt bellen als het niet goed gaat met je kind
Meer informatie over angst bij kinderen
- Filmpjes, info en tips voor kinderen van 6 tot 12 jaar: bibbers.nl.
- Informatie voor oudere kinderen: website van de ADF Stichting.
- Informatie over therapie bij angst: MIND.
We hebben deze tekst gemaakt met: